Zeegedichten

Zeegedichten

De zee inspireert, de zee verstilt, de zee is de zee… Dichters scheven er over.

De fragmenten

Waar de zee overvloedig haar verhalen vertelt. Waar de hemel minzaam de aarde raakt. Landschap aan zee, zeeschap aan land.

(uit “Eiland” van Hans Bouma)

Overal weerspiegelden de wolken zich flonkerend in de golven.

(Uit: “Strandfoto’s Schiermonnikoog 1976”, Hendrik Klaassens)

Schuivend evenwicht tussen aarde en water; eilanden als wachters.

(uit “Waddenzee”, Jan Atze Nicolai)

Zover de wateren reiken ligt ’t eiland aan de grond.

(Gerrit Krol)

Steeds dat heimelijk verlangen naar verre einders, naar vergezichten over zee.

(Uit: “Ode aan Schiermonnikoog” van Klaas de Boer)

Ik moet weer op zee gaan, een goed schip en in ’t verschiet, een ster om op aan te sturen, anders verlang ik niet.

(Uit “Zeeroep” van J.J. Slauerhoff)

De zee is trots op haar duinen. Brekensgereed houdt zij de duinen bestendig. Zij heeft haar kusten lief en kust ze.

(Uit: Zeewaarts gezegd – Paul Snoek)

Bemint elkander! Ik bemin de zee. Beminnelijker dan iedre aardsche vrouw.

(J.J. Slauerhoff)

Er is geen gunstige wind voor iemand die niet weet waar hij naar toe wil.

(Seneca)

Ik kijk tot het tij opkomt en water langzaam binnenstroomt. Er is niets dat zomaar komt of gaat, en niets dat zomaar blijft.

(Hannie Rouweler)

Op de wind van gisteren kom je vandaag niet meer vooruit …

(den Brieder)

Klinkt de hoorn van een laatste boot, driemaal de hese roep, bijna schuldig. Onontkoombaar wordt men eiland …

(uit: “Eilandlied” van Wilco Berga)

Hoe zijn wij hier geland, waartoe … vanwaar …? Ligt ergens aan het strand dat vreemde schip nog klaar?

(uit “Dit eiland” – A. Roland Holst)

Dit eiland heeft zijn eigen tijd. Wie weet, wanneer die is gekomen?

(Christiaan Terpstra)

Land maakt mij duizelig. Ik moet in verten turen; wat wens ik meer dan nu en dan een vreemde kimmelijn? Niets dan een horizon, waarheen mijn schip te sturen en levenslang zou ik gelukkig zijn!

(Anton van Duinkerken)

Ik wil alleen zijn met de zee, ik wil alleen zijn met het strand, ik wil mijn ziel wat laten varen, niet mijn lijf en mijn verstand..

(Toon Hermans)

We varen uit en keren terug, het dromend eiland al voorbij blijft ontroostbaar in de zee.

(Leendert Witvliet)

De richting van de wind kun je niet veranderen, de stand van de zeilen wel.

(Gush)

Je moet zeilen op de wind van vandaag. De wind van gisteren helpt je niet vooruit.

(Purper)

…en luister naar een eenzame meeuw die klagelijk verhaalt van flessenpost en jutters, van vaten rum en zuidwesters en mannen met baarden, van ver weg en van vroeger…

(Robert Harpe)

Van een eiland op de kaart lig ik half in slaap te dromen; Naar het land kan ik niet komen, want de pont is uit de vaart.

(Fetze Pijlman)

Alleen dode vissen zwemmen altijd met de stroom mee……

(M. Muggeridge)

… je laat me hier achter in stil verlangen naar betere tijden, oh wie verlost deze jutter uit zijn koude lijden …

(Badgast Bert)

Oovral op aard heerscht orde, men late mijn eiland met rust; ’t Blijft woest, zal niet anders worden zoolang ik kampeer op zijn kust.

(J.J. Slauerhoff)

Een kapitein die niet weet waar hij heen wil klaagt altijd dat de wind uit de verkeerde hoek waait.

(H.J.J. den Brieder)

One Response “Zeegedichten” →
  1. De zeeman’s beste kompas

    Is een gevuld jeneverglas.

    Beantwoorden

Plaats een reactie